door Henk Herbold
De gemeente van de Heer is geen vereniging.
Het is altijd weer de vraag, op welke manier willen we ‘gemeente van de Heer Jezus’ zijn. Als we een soort vereniging of christelijke stichting willen zijn, dan kunnen we onze eigen regels maken, eventueel met een selecte groep mensen. Er zijn duizenden christelijke verenigingen die heel goed en zinvol werk doen. Deze mensen hebben hun eigen regels en structuren, uiteraard wel enigszins geënt op de Bijbel, maar toch heeft men nog een behoorlijke vrijheid genomen, om het ook op eigen manier te doen.
Maar als we een gemeente willen zijn volgens de Bijbel, dan moeten we ons nauwkeurig aan Gods Woord willen houden. Alleen op die manier kunnen we zeker zijn van Gods zegen en goedkeuring.
In een christelijk vereniging gaat het duidelijk anders. Wat bedoel ik concreet?
- Bijvoorbeeld, bij het kiezen van bestuursleden van verenigingen of stichtingen, maakt men dan vaak een keuze uit de mensen die het dichts bij elkaar staan. Dus familie, vrienden, sympathisanten of gewoon mensen die veel betekenen voor de stichting doordat ze veel bijdragen (die moet je immers te vriend houden).
- Vaak moeten bestuursleden van een christelijke vereniging nog wel gelovige mensen zijn, die in ieder geval te kennen geven in de Bijbel te geloven, maar verder zijn er niet zoveel redenen om iemand uit te sluiten. Bijvoorbeeld, of iemand gescheiden is of ongehuwd samenwoont of i.d. hoeft beslist geen rol te spelen. In het gunstigste geval bespreekt men het openlijk met de bestuursleden en als de meerderheid er mee instemt, dan kan zo iemand gewoon bestuurslid worden.
- Daarnaast kunnen we zelf bepalen hoe lang zo iemand mag aanblijven en hoe vaak men herkozen kan worden. In de Bijbel vinden we daar geen richtlijnen voor, dus doen we maar wat ons het beste lijkt.
Maar de gemeente van de Heer is anders dan een christelijke vereniging. De gemeente lijkt zelfs absoluut niet op een vereniging, maar is een geestelijk lichaam, waarvan Jezus het hoofd is. In een lichaam heeft elk orgaan een vaste plaats en taak (1 Kor.12:18). We zitten ook aan elkaar vast en als het goed is voelen we zelfs elkaars pijn en delen we ook in elkaars vreugde (1 Kor.12:26).
Hoe worden leiders aangesteld.
1. In de eerste plaats, geestelijk leiders worden door God aangesteld. Bijbels gezien is het niet aan ons, om mensen op leidinggevende posities te plaatsen, maar Jezus (het hoofd) doet dat in 1 Kor.12:28 staat: “En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, verder krachten, daarna gaven van genezing, (bekwaamheid) om te helpen, om te besturen, en verscheidenheid van tongen.”
Het enige wat van een Bijbelse gemeente verwacht mag worden is, om er voor te bidden en tegelijk om met een open hart, dus onbevooroordeeld, rond te kijken om te zien op welke manier Gods heilige Geest zelf mensen naar voren laat komen. Want dat gaat natuurlijk zeker gebeuren, als we het tenminste oprecht van de Heer verwachten en er om bidden.
Leiders worden beslist vanzelf door de heilige Geest zichtbaar en dat kan op verschillende manieren. Door openbaring, profetie (Hand.13:2), of iemand wordt gewoon zichtbaar doordat hij of zij regelmatig geestelijke inzichten blijkt te ontvangen, die belangrijk zijn voor de gemeente. Of er zijn andere geestelijke gaven die zichtbaar worden, iemand springt er dus uit en de gemeente ziet dat. Dat betekent natuurlijk nog niet dat zo iemand direct een leider kan zijn, maar een gemeente zal wel oplettend moeten toezien op zullen mensen. Als het goed is, zullen er ook geestelijke vaders (of moeders) in de gemeente moeten zijn, die zulke mensen al vroeg onder hun hoede kunnen nemen, zoals bijvoorbeeld Paulus deed met Timotheüs en Titus. Daardoor groeien deze mensen vanzelf naar het ambt of bediening toe.
Helaas zien we nogal eens dat een krachtige openbaring van de heilige Geest en geestelijk inzien (doorzicht) ontbreekt of zeer zeldzaam wordt en ook geestelijke vaders (en moeders) zijn er steeds minder. Om die reden dwalen soms gemeenten in het duister op dit punt en vervalt men niet zelden terug tot een menselijke structuur met allerlei regels die nergens in de Bijbel terug te vinden zijn.
2. Het tweede waaraan wij moeten denken bij het aanstellen van leiders is, dat wij voordat we als gemeente zo’n stap nemen, eerst tijd nemen voor gebed om de leiding van de Geest bij deze belangrijke beslissing. Zodat de Heer ons kan vrijmaken van eigen ideeën. Wij mogen ons namelijk nooit laten leiden door sympathieën, menselijke motieven en inzichten.
Wij moeten ook niets ondernemen, wanneer het kiezen van oudsten kan leiden tot scheuring in de gemeente en oorzaak wordt van veel moeilijkheden. Alhoewel dit een moeilijk dilemma is en we nooit iedereen tevreden kunnen stellen, moeten we de aanstelling van oudsten niet met allergeweld door willen drukken. Dan is het beter even te wachten.
3. Er moet ook draagvlak zijn in de gemeente. Hoe het moet gaan bij het aanstellen van oudsten toont Gods Woord ons ook aan in Handelingen 14:23 waar staat: “En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden.”
Eerst zien wij dat Paulus en Barnabas (Gods werktuigen), oudsten voor hen “uitkozen”. Het woord kiezen betekent volgens de grondtekst dat zij hen “aanwezen”. De gemeenten konden echter daarna zelf kiezen, volgens het voorstel van Paulus en Barnabas. Er werd dus uitdrukkelijk wel naar draagvlak gezocht. Het is ondenkbaar dat zij oudsten zouden hebben aangesteld tegen de wil van de afzonderlijke gemeenten.
Mogelijk gaf de gemeente door het opsteken van handen te kennen dat de keus van Paulus en Barnabas in overeenstemming was met hun keus. In ieder geval is het noodzakelijk dat er de bevestiging is vanuit de gemeente, want ook dat is een aanwijzing dat iemand door God geroepen is. (Lees ook 1 Sam.3:20, waar Samuël door heel Israël erkent werd.)
Na de verkiezing werden zij aan de Heer opgedragen door gebed en vasten en zo afgezonderd voor de door Hem opgelegde taak. Hier hebben wij dus het voorbeeld voor het aanstellen van oudsten. Op dezelfde wijze gebeurde het waarschijnlijk ook op Kreta, toen daar de gemeenten volgens Bijbels voorbeeld werden opgericht. Want Paulus schrijft aan Titus: “Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zou brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zou aanstellen…” (Titus 1:5).
Hier was bij het aanstellen van oudsten ook weer iemand behulpzaam, die daar in de gemeenten werkzaam was geweest. In dit geval Titus, die waarschijnlijk evangelist (prediker) was. Het is dus niet onbijbels wanneer een evangelist, herder of leraar (van buiten) een gemeente helpt oudsten aan te wijzen. Maar het moet wel tezamen met de gemeente geschieden.
Waaraan herkent men een oudste.
– Roeping – aanstaande leiders moeten natuurlijk in de eerste plaats zelf diep overtuigd zijn dat God hen geroepen heeft tot deze belangrijke taak. Mijn advies is altijd, wacht eerst op de leiding van God in je leven. Op allerlei manieren kan God tot je spreken, door profetie, persoonlijk uit de Bijbel, of door anderen die een openbaring over ons ontvangen. Wacht ook altijd tot er een bevestiging heeft plaats gehad (2 Kor.13:1). Ook na die bevestiging zullen we nog moeten wachten op de tijd van de Heer. (David werd door Samuel gezalfd tot koning, maar het heeft nog jaren geduurd voordat hij echt koning werd). We mogen er natuurlijk wel altijd om blijven bidden.
In Handelingen 20:17 lezen wij dat Paulus vanuit Milete een boodschap zond naar Efeze en “de oudsten der gemeente” tot zich liet roepen. In vers 28 van hetzelfde hoofdstuk zegt hij tot deze oudsten: “Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.” De apostel Paulus zegt dus dat de heilige Geest hen als opzieners heeft gesteld, om de gemeente Gods te hoeden. (Hand.20:28). Oudsten zijn dus ook opzieners.
In 1 Kor.12: 28 staat “En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente,…. God stelt ze dus aan.
De oudsten (en diakenen) moeten ook bevestigd worden in de gemeente:
– Bevestiging – In 1 Petr.5:1-3 staat dat zij als “voorbeelden” van de kudde zijn gesteld. Van hen wordt dus verwacht dat ze leven naar het Woord van God, uiteraard niet volmaakt, maar ze gaan anderen voor in het dienen van God.
De opzieners (oudsten en ook diakenen), dienen te voldoen aan wat in 1 Tim 3:2-7 staat opgetekend, o.a. in de Geest van zachtmoedigheid te handelen en te leven. De gemeente moet hen kunnen benaderen in de geest van openheid en vertrouwen.
Het is beslist Bijbels om een korte test periode in te bouwen (lees 1Tim.3:10). Het is zelfs beter om een tijd lang te dienen, om daarna de beslissing te nemen iemand in te zegenen. Nogmaals, als het goed is worden de door God aangewezen leiders door de heilige Geest zichtbaar. Men moet er natuurlijk wel voor open willen staan als leiding.
Wat voor taken hebben oudsten in de gemeente?
De apostel Petrus schrijft hierover: “De oudsten onder u vermaan ik dan als mede-oudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar den wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij den onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven” (1 Petr. 5: 14).
Er staat hier dat oudsten de gemeente moeten hoeden. Dat is een ander woord voor beschermen. Hand.20:28 zegt dat oudsten moeten toezien op zichzelf en op de gemeente. Hier wordt toch sterk het beeld van een herder gezien, die voortdurend let op alle schapen van de kudde. Toezien op gevaar van buiten, of er genoeg voedsel is voor de schapen, of er schapen ziek zin of dwalen er schapen af.
Oudsten die geen of onvoldoende aandacht hebben voor de mensen in de gemeente, bewijzen daarmee dat men niet het karakter van een oudste heeft. Aandacht van oudsten moet er vooral zijn waar het geestelijk zwakke mensen of mensen in nood betreft.
Er staat ook (1 Petr. 5: 14) dat oudsten “als voorbeelden voor de kudde Gods” moeten zijn. Dat hoort bij de taak en roeping van een oudste, hij moet dus ook “toezien op zichzelf” (Hand.20:28). Een oudste is er dus niet mee klaar zich voortdurend op zijn menselijk zwakheden te beroepen en dat hij ook maar een mens is en dus fouten maakt. Dat is wel zo, maar tegelijk moeten oudsten zich realiseren dat de gemeente aan hem juist een voorbeeld moet kunnen nemen, hoe het dus wel moet. Het is voor te stellen dat een oudste zijn taak niet langer kan uitoefenen omdat hij geen voorbeeld kan zijn in de gemeente. Bijvoorbeeld als een oudste niet altijd eerlijk is en mensen hem op pertinente leugens betrappen.
Oudsten met een herdershart.
Een oudste heeft ook altijd een herders-hart en moet zijn schapen dus proberen te kennen (Joh.10). De Bijbel zegt immers tot oudsten “hoed de kudde Gods” (1 Petr. 5: 14). Zij behoren in ieder geval aandacht voor de gemeente te hebben. Dat wil niet zeggen dat alle oudsten ook de bediening van herder hebben. Daar is dus wel verschil in. Maar het is niet goed als oudsten zich afsluiten voor de gemeente en hun eigen leven leiden. Het kost dus best heel veel om oudste te zijn in een gemeente. Het is belangrijk voor een oudste om de kosten te berekenen. Oudsten die bijvoorbeeld naast het geestelijk werk nog heel erg druk zijn in hun dagelijkse beroep, kunnen feitelijk geen oudste zijn. Want je kunt je dan gewoon niet voldoende geven voor de gemeente.
Het is o.a. de taak van een oudste de gemeente Gods Woord voor de houden, hij moet m.a.w. bekwaam zijn om te onderwijzen (1 Tim.3:2). Tevens zal een goede gemeente leider de gemeente waarschuwen voor valse of on-Bijbelse leringen. Dat betekent echter weer niet dat alle oudsten ook predikers zijn. Wij zien in 1 Timotheüs 5:17 dat er een verschil is tussen oudsten, die ”zich toeleggen op spreken en onderwijzen” en de andere oudsten. Dat zegt ons, dat er in de gemeente oudsten waren, die niet predikten en geen onderricht gaven. Zij waren dus geen predikers of leraren. Maar… zij waren wel door God in het bijzonder toegerust met wijsheid om de kudde (=gemeente) te leiden. Zij waren goede leiders, ondanks het feit dat zij niet predikten of onderricht gaven. Ook in deze tijd zijn er vele gemeenten waar zulke oudsten zijn. Zij hebben geen gaven om te prediken of Bijbelstudies te houden, maar toch zijn zij vol van de heilige Geest en van wijsheid.
Het is ook de roeping van een oudste te trachten, degene die geestelijk zijn verdwaald, terug te brengen. Het gaat hier dus niet over mensen die er voor kiezen naar een andere gemeente te gaan. Dat is duidelijk iets anders. Maar mensen die wegzakken in de zonden, kun je niet aan hun lot overlaten, met de gedachten “ze zoeken het maar uit”. Hij zal de afgedwaalde weer opzoeken en proberen terug te brengen tot Christus. Men kan natuurlijk ook weer niet van een oudste verwachten, dat hij oneindig blijft trekken aan mensen die afdwalen van de Heer. Maar Jezus heeft wel gezegd: ” Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht (en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen)” (Joh. 10: 11, 12).
Iemand die het hart van een oudste heeft zal het nooit zo maar opgeven. Toen God door de profeet Ezechiël sprak over goede en slechte herders, gaf Hij een beeld van de goede herder toen Hij beschreef, hoe Hij zelf zou handelen. “De verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken” (Ez. 34: 16a). Dit is precies wat God wil, dat een oudste namens Hem voor Zijn gemeente zal doen.
Een misverstand.
Oudsten hoeven dat natuurlijk niet allemaal alleen te doen, het delegeren van taken aan bekwame mensen behoort ook tot zijn taak. Uiteindelijk zijn we als gemeente samen lichaam van Christus en ook verantwoordelijk voor elkaar. Efeziërs 4:16 “En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde”.
Is oudste zijn een gave en / of een roeping?
Hier komen we op een gevoelig punt. Wij bezoeken per jaar vele gemeenten in ons land en we zien het ook nogal eens fout gaan. Zoals ik al schreef, een gemeente is niet net als een sportvereniging, waar bestuurders worden aangesteld vanwege leeftijd, sympathie of familie relaties of vrienden of id.. Zelfs niet de hoogste score tijdens een gehouden oudste verkiezing (?) is voldoende om te kunnen zeggen geroepen te zijn door de Heer (sommige denken zo). Ook niet je vele kwaliteiten (gaven), bestuurlijk of op welk vlak dan ook, kan bepalend zijn. Maar in de eerste plaats de roeping van God.
In 1 Kor.12: 28 staat “En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente,…. Het is dus Gods keuze, zo was het bij de apostelen… Jezus koos ze zelf uit. (Lukas 5:13).
Als God je geroepen hebt, hoef je daar zelf niets aan te doen. Hij zal je ook bevestigen in de gemeente, mensen zullen het zien en erkennen.
In 1 Sam.3: 20 staat “En geheel Israël van Dan tot Berseba kwam tot de erkenning, dat aan Samuël door de HERE het ambt van profeet was toevertrouwd”.
Opmerking: Maar natuurlijk, mag men wel verwachten van een Bijbelse gemeente, dat men ook bereid is ‘geroepenen van de Heer’ te erkennen. In 1 Thes.5:12, 13 lezen we: “Wij verzoeken u, broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen en hen zeer hoog te schatten in liefde, om hun werk”.
En… daarbij gaat het dus niet om onze mening, maar om Gods mening. In de loop van jaren hebben mijn vrouw en ik al heel wat onBijbelse argumenten gehoord, waarom mensen worden aangesteld.
Bijvoorbeeld, iemand wordt aangesteld als oudste omdat:
- iemand universitair geschoold is en men wil het niveau van de oudstenraad wat opkrikken.
- men is voorstander van vrouwelijke oudsten en men wil graag een evenwicht tussen mannen en vrouwen in de oudstenraad. Dus evenveel mannen als vrouwen.
- iemand heeft een eigen bedrijf en het kan nogal wat voordeel geven voor de gemeente als zo iemand ook oudste is.
- iemand heeft de geschikte leeftijd. We willen graag dat de oudstenraad alleen bestaat uit mensen beneden of boven, een bepaalde leeftijd. Het woord ‘oudste’ betekent in ieder geval niet, dat de betrokken persoon een oudere man moet zijn, maar hij moet natuurlijk wel geestelijk rijp zijn om het ambt in de gemeente Gods te vervullen, dus juist niet iemand die net bekeerd is (1 Tim.3:6). Het kan dus absoluut ook een jong volwassene zijn, maar dan moet er wel sprake zijn van enige levenservaring.
Conclusie: helaas allemaal onBijbelse standpunten. Oudste zijn is geen gave die dus iedereen kan ontvangen, maar een roeping. Lees 1 Kor.12:28, ”God heeft sommigen aangesteld in de gemeente”.
Oudsten zijn ook voorgangers.
Het Griekse woord voor voorganger is “episkopos”, wat ook vertaald kan worden met “opziener”. Het Griekse woord voor ouderling is “presbyteros”, want ook vertaald kan worden als “opziener of bisschop”.
In ieder geval, in vele plaatselijke gemeenten in de Bijbel hadden meerdere oudste of voorgangers en diakenen. Dit was in ieder geval zo in Filippi. Paulus begint zijn brief aan de gemeente te Filippi met de woorden: “Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen.” (Filip.1:1)
In Handelingen 14: 23 en Titus 1: 5 wordt ook gesproken over verschillende oudsten (of voorgangers).
De zendbrieven aan de zeven gemeenten in Klein-Azië spreken weliswaar alleen over een “gemeente-engel” (Openb.2/3). Dat is echter geen bewijs dat er niet meer ouderlingen waren, want wij weten dat dit tenminste in Efeze het geval was (Hand.20:17).
De apostel Petrus was duidelijk de voorganger van de eerste gemeente. Vanaf het eerste moment op de pinksterdag, sprak Petrus en nam hij in veel zaken de leiding (lees het in Handelingen), denk bijvoorbeeld aan Ananias en Saffira etc.. Maar Petrus noemt zich toch ook oudste: “De oudsten onder u vermaan ik dan als mede-oudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar den wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij den onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven” (1 Petr. 5: 14).
In principe zijn oudsten en voorgangers gelijk, maar… dit sluit echter niet uit dat er wel één persoon zou moeten zijn, die als het ware het aanspreekpunt is tussen de oudsten en de gemeente. In de regel is het gebruikelijk dat dit een ‘voorgaande oudste’ is of zoals hij ook wordt genoemd, de gemeente ‘voorganger’. Daarbij komt, dat voor het gezicht van de oudstenraad, het beter is dat er één persoon is en niet meerdere personen. Dit laatste kan verwarring geven zowel in de gemeente als onder de oudsten zelf.
Maar de leiding van de gemeente ligt nog steeds bij de gehele oudstenraad en dit is een wonderlijke uiting van Gods wijsheid. Het zijn dus de oudsten samen, die de gemeente zullen leiden. Dus niet slechts één van hen, maar allen tezamen. Dat is om de volgende reden. God kent onze menselijke zwakheid. Hij weet hoe gemakkelijk een mens in de verzoeking kan komen om zijn macht te misbruiken. Daarom heeft Hij voor een machtsbalans in de gemeente gezorgd. Wij hebben dit evenwicht nodig om machtsmisbruik te voorkomen. De praktijk heeft hiervan keer op keer het bewijs geleverd.
Meer studies over leiderschap: www.geestelijk-leiderschap.nl
Vragen of opmerkingen: KLIK HIER